Wie ben ik?

Geschiedenis

Ik ben geboren op 4 augustus 1975 in Heerlen in het Zuiden van het land. Na mijn basisschool (Maria-Gewanden, Hoensbroek) en mijn middelbare school (St.-Janscollege, Hoensbroek) heb ik gekozen voor een 2e graad lerarenopleiding; de Hogeschool Katholieke Leergangen te Sittard. Hier heb ik de opleidingen natuurkunde en techniek afgerond gedurende 5 jaar. Daarop aansluitende heb ik een 1e graad kopstudie natuurkunde gedaan in Tilburg. Gedurende deze twee jaar heb ik gewerkt op een mbo in Dordrecht (Da Vinci college) en een middelbare school in Tilburg (Cobbenhagencollege; mavo/havo/vwo). In het schooljaar '99-'00 ben ik werkzaam op het Emmauscollege te Rotterdam. Dit in verband met het verheugende feit dat ik in april '99 ben gaan samenwonen in Delft. Dus helaas moest ik afscheid nemen van mijn Tilburgse werkgever. Sinds die tijd ben ik werkzaam op het Emmauscollege in Rotterdam. Inmiddels ben ik op 1 januari 2004 getrouwd en ligt mijn voorlopige toekomst wel in Rotterdam. Ik ben daar op het Emmauscollege docent nask, natuurkunde en ANW. Daarnaast ben ik mentor, sectieleider natuurkunde en heb ik een huiswerkinstituut opgezet. Naast de werkzaamheden aan het Emmauscollege ben ik als auteur werkzaam bij EPN (Natuurkunde Overal), ben ik middels een internationaal project (Teacher In Europe) verbonden aan de UvA (Universiteit van Amsterdam; Amstelinstituut) en ben ik zanger geweest van de succesvolle band TACHTIG.

Afstudeeronderwerpen

Beweegbare bruggen

Aangezien docenten vaak angstvallig opkijken naar de computer, omdat zij deze vaak zien als concurrent, heb ik het tegendeel proberen aan te tonen. Met de juiste programmatuur en een voldoende aantal computers bestaat een enorme mogelijkheid tot differentiatie. In het kader van het afstudeerwerk voor natuurkunde en techniek aan de Fontys Hogescholen te Sittard heb ik derhalve een lespakket ontwikkeld waarbij de computer centraal staat als ontwikkelinstrument.

In het ontwikkelde lespakket ontwerpen de leerlingen een beweegbare brug waarbij de computer dient ter ontwikkeling van een virtueel ontwerp dat met behulp van bestaand constructiemateriaal daarna tot een reëel werkend model moet worden uitgewerkt. Hierbij is naar voren gekomen dat er een goed verband te leggen is tussen de vakken natuurkunde en techniek. Natuurkunde biedt veelal waardevolle theoretische ondersteuning aan het vak techniek en omgekeerd geeft techniek een praktische dimensie aan natuurkunde.

Zeker bij een onderwerp als beweegbare bruggen komt deze symbiose goed tot uiting.

Expliciete probleemaanpak; Het gebruik van een stappenplan als instrument voor het ontwikkelen van probleemoplossende en metacognitieve vaardigheden.

Hieronder volgt het voorwoord om een indruk te krijgen van het onderzoek:

Het waait in onderwijsland. De vernieuwde tweede fase komt er aan. Dat brengt een hoop onrust met zich mee. Er dient een rolverandering op te treden tussen leraar en leerling. Waar vroeger bot gezegd de leraar verantwoordelijkheid nam voor de leerprocessen bij leerlingen, moet die verantwoordelijkheid verschoven worden naar de leerling. De docent treedt op als begeleider. Bovendien moet de aandacht van het bijbrengen van kennis verschoven worden naar het ontwikkelen van vaardigheden. In het onderwijs roept dit vragen op. Begeleiden van zelfstandige leerlingen willen we graag, maar hoe? Vaardigheden ontwikkelen is een goed idee, maar welke vaardigheden moeten er dan ontwikkeld worden en hoe?

Dit zijn vragen die niet een, twee, drie zijn op te lossen; waar geen pasklaar en bruikbaar antwoord voor is. Wellicht is dat een van de redenen dat de tweede fase zoveel weerstand oproept in onderwijsland. Als we onze leerlingen op een betere manier kunnen voorbereiden op het vervolgonderwijs dan willen we dat graag, maar dan willen we ook weten hoe we dat het beste kunnen doen. Dit is reden geweest, de vraag welke vaardigheden leerlingen zouden moeten ontwikkelen en hoe we hen daarbij kunnen steunen, onder de loep te nemen. Daarbij is er niet voor gekozen een overzicht op te stellen van alle vaardigheden die van belang zouden zijn - dat soort overzichten zijn er genoeg - maar juist om één natuurwetenschappelijke vaardigheid bij de kop te nemen en die verder uit te werken. We hebben hierbij gekozen voor de vaardigheid om natuurkundige situaties te analyseren. Vreemd genoeg zien wij namelijk het gevaar ontstaan dat in een (slechte) studiehuisconstructie leerlingen minder goed worden getraind in het aanwenden van hun analytische vermogens voor natuurkundige problemen.

Hoe dat zo? Het aanbrengen van analytische vaardigheden is toch niet nieuw in het natuurkundeonderwijs? Het vermogen om natuurkundige algoritmes (denk aan het rekenen met vectoren, en het gebruiken van formules) en modellen (denk aan de wetten van Newton) toe te passen in uiteenlopende situaties, is altijd een belangrijk leerdoel geweest voor ons vak. Het is juist datgene wat in het examen wordt getoetst. Blijkbaar leren leerlingen dit dus in de bovenbouw van het havo en het vwo.

Helaas is het heel moeilijk om aan te geven hoe leerlingen dit precies leren. Maar een kort antwoord op deze vraag zou kunnen zijn 'Drill & Practice'. Leerlingen worden geconfronteerd met series oefeningen en problemen, en de verwachting is dat door oefening en door voordoen van de docent, leerlingen groeien in het gebruik van hun analytische vermogens voor dit soort problemen. Hoewel we vanuit onderwijskundig perspectief onze bezwaren hebben tegen deze vorm van onderwijs, werkt het ons inziens - zeker voor de betere leerling - prima. Nu zouden docenten minder moeten gaan voordoen. De vraag die dan rijst is: gaan leerlingen niet minder presteren, daar het voordoen een hele belangrijke component was in het onderwijs. Ons antwoord: niet als docenten goed begeleiden. Maar wat is goed begeleiden?

Volgens ons mag het begeleiden niet neerkomen op een individuele variant van het oude -frontale- voordoen. Een eerbaar doel voor een begeleider is zichzelf overbodig maken. Leerlingen zouden door de begeleiding naast de groei in analytische vaardigheden een groei moeten doormaken in zelfregulatie. Daartoe moeten leerlingen allereerst leren wat er komt kijken bij het maken van een analyse van een fysisch probleem.

Het onderzoek

In het kader van onze 1e graad natuurkunde opleiding aan het Mollerinstituut te Tilburg, hebben Koen van Turnhout en ik een didactisch onderzoek uitgevoerd op het Cobbenhagencollege te Tilburg. Doel hierbij was het invoeren van een stappenplan als instrument voor het ontwikkelen van probleemoplossende en metacognitieve vaardigheden en het bestuderen van de gevolgen van deze expliciete aandacht voor probleemaanpak. Het is de contradictie van de breed geschoolde visie van de hbo-lerarenopleidingen met het onderzoek aan een beperkt gebied binnen de psychologie, die het kader maken van dat beperkte gebied voor hbo-mensen lastig maakt. Toch hebben we, als hbo-geschoolden, juist in dat gebied een uitdaging tot een onderzoek weten te vinden.

Met dit onderzoek willen we docenten een handreiking bieden leerlingen bovenstaande bij te brengen. Dit schept een tweeledig doel. Ten eerste willen we grip zien te krijgen op de (metacognitieve) vaardigheden van de leerlingen die een rol spelen bij het probleemoplossen en ten tweede willen we op zoek gaan naar technieken die docenten kunnen gebruiken om leerlingen die vaardigheden bij te brengen. In de praktijk gaan we beiden proberen te bereiken door het invoeren van een hulpblad in de vorm van een stappenplan en de leerlingen die we daar aan blootstellen op verschillende manieren te volgen. Hopelijk vinden we zo een manier om leerlingen daadwerkelijk een groei door te laten maken.